Mallorca – dat samen met Ibiza, Menorca en Formentera de Balearen eilandengroep vormt – kreunt onder het toerisme. Oorspronkelijke kleine vissersdorpen werden volgestouwd met hotels en jaarlijks landen er miljoenen toeristen. Wij vroegen ons af of Mallorca nog iets anders te bieden heeft. We deden een tour.
Het zuidwesten rond Palma.
De (zeer grote) luchthaven ligt nabij de hoofdstad Palma de Mallorca. Het centrum van deze stad is meteen een aangename verrassing. De skyline wordt gedomineerd door de indrukwekkende basiliek La Seu en het Almudainapaleis. Vooral de basiliek is een bezoekje waard, al was het maar omwille van het kleurenspel van de zon doorheen de veelkleurige glasramen. Verder zijn er de gezellige pleintjes, de leuke (winkel)straten, de uitnodigende bars en de vele restaurants. Weliswaar vaak aangepast aan de wensen van de (vooral Duitse en Engelse) toerist, maar gelukkig blijft er nog heel wat autenthiek Mallorcaans te beleven. Het is er aangenaam druk, niet jachtig of luidruchtig.
In Cala Major houden we halt bij het atelier van Joan Miró, de Spaanse surrealistische schilder-beeldhouwer. Deze kunstvorm is echter niet aan ons besteed, maar liefhebbers zullen hier zeker hun gading vinden. We reden verder naar en door Palma Nova, Magaluf en Peguera, gericht op het massatoerisme, weinig smaakvol, maar prima voor wie zich hier gelukkig voelt.
Port d’Andratx daarentegen is een super (!) gezellig dorp rond een kleine jachthaven. De vissersnetten liggen er te drogen op de kade en je ruikt de verse vis. Hier geen hoogbouw, maar een gezellige promenade met mooie bars en restaurants. Sant Elm is het meest westelijke puntje van het eiland. Tijdens het weekend is dit dorp populair bij de plaatselijke inwoners voor een familie uitstap. Een boottocht brengt je naar het eiland Sa Dragonera, dat nu een beschermd natuurgebied is.
Het westen: de Serra de Tramuntana.
We rijden van Sant Elm naar Banyalbufar en maken zo kennis met de Serra de Tramuntana, een bergketen die zich uitstrekt over het volledige westen van het eiland met de Puig Major als hoogste punt (1445 m). Steile, vaak nauwe baantjes en scherpe bochten vergen veel aandacht van de bestuurder. De prachtige uitzichten zijn dan weer mooie beloningen. De streek rond Banyalbufar wordt gekenmerkt door terrasbouw die moet voorkomen dat de vruchtbare grond weg drijft.
Verder houden we op een bewolkte dag halt in het mooie, groene bergdorpje Valdemossa, en in Deiá dat veel kunstzinnigen inspireerde.
In Port de Sóller, met prachtige jachthaven en vele terrasjes, is het dan weer tijd voor de obligate ‘sangria de cava’. Een toeristische tram brengt je van het strand naar het dorpje Sóller, dat echter buiten een mooie kerk niet veel te bieden heeft. Zeker een bezoekje waard daarentegen is Fornalutx, dat bekroond werd tot het mooiste dorpje van het eiland.
Het Noorden rond Alcúdia.
We rijden door het stadje Pollença naar de haven, Port de Pollença: een leuke plek om te vertoeven. Ook hier geen hoogbouw, wel lange zandstranden met hier en daar een boom die schaduw biedt, dobberende bootjes in de jachthaven, terrasjes en winkeltjes.
We willen het schiereiland Formentor bezoeken, met haar indrukwekkende rotsformaties en een witte vuurtoren op het meest noordelijke puntje van het eiland. Bij grote drukte is het echter niet toegestaan om zelf met de wagen tot daar te rijden. Maar er is wel een bus. De rit loont zeker de moeite en op het einde word je beloond met prachtige views.
Het stadje Alcúdia is een omwalde historische stad, met gezellige straatjes, leuke pleintjes en een kleine stierengevechten-arena. Iets verder komen we in Port d’Alcúdia, een toeristische trekpleister.
De route tussen Alcúdia en Can Picafort is één lintbebouwing van toeristische accommodaties. En het strand van Can Picafort is zeer smal. Wij logeerden iets meer landwinwaarts in een heerlijk kleinschalig en rustig hotel, met privé sauna en reuze jacuzzi, en visbarbecue met rustige live muziek 🙂 .
Het oosten van de vele ‘calas’.
Artà en het nabijgelegen Capdepera zijn beiden typische stadjes met een ver verleden, omwalde vestingen en (verdedigings-)kerken. Het zijn leuke stops. Manacor is de tweede grootste stad van het eiland en is een niet-toeristische provinciestad. Het is ook de bakermat van de Majorica parels.
Zelf zijn we geen standliggers, maar we willen toch eens zien hoe de stranden er in de vele kleine baaien uit zien en houden halt in Cala Torta: een kleine baai met zandstrand met weinig voorzieningen.
Portocolom is dan weer een aangename jachthaven, zonder hoogbouw en erg rustig. Cala d’Or is een gezellig en klassevol centrum, maar ook hier kleine strandstroken. In Santanyi is het zeer gezellig rond de kerk (en alles is in het Duits). Nabij Felanitx bezoeken we Sant Salvador, een kloosterburcht en –kerk. Een steile klim brengt je tot op 510m hoogte met een indrukwekkend panorama op de omgeving als resultaat. De moeite waard!
In Felanitx zelf zijn we op een zaterdagmiddag, als alles gesloten blijkt te zijn. Ook in Campos hebben we weinig geluk. We besluiten om een kijkje te gaan nemen in Es Trenc, een 3 km lang beschermd natuurstrand dat uit de klauwen van immo-projectmakelaars gered werd. Nu is het zéér populair bij de lokale jongeren.
We sluiten onze rondrit af in het sympathieke Ses Salines met een laatste sangria de cava 🙂 .
Mallorca heeft vele gezichten:
massatoerisme en kleinschaligheid,
moderne hotels en middeleeuwse burchten,
strand en bergen,
drukte en rust.
Maar bovenal een zàlig klimaat.
Isabelle en Marc
Wil je hier meer over weten ? Neem dan gerust contact met ons op: